Betekenis van het woord vertel je
Deze kosteloze service van Google kan woorden, zinnen en pagina's onmiddellijk vertalen tussen het Nederlands en meer dan andere talen. t e l·len (vertelde, heeft verteld) 1 zich vertellen verkeerd tellen 2 verhalend mededelen: een verhaal vertellen 3 mondeling mededelen: iets verder vertellen ; hij heeft niets te vertellen niets te bevelen, in te brengen. Betekenis van het woord vertel je Vervoegingen: heeft verteld () zeggen Voorbeelden: 'Hij vertelde dat hij nog nooit in Frankrijk was geweest', 'Je moet wel het hele verhaal vertellen.', 'Hij vertelde over zijn kinderjaren.', 'Wat vertelt het.
Uitleggen Zoek de vertaling van het Nederlandse werkwoord uitleggen in het Engels. Bekijk de voorbeelden, synoniemen, samengestelde woorden en forumdiscussies over uitleggen.
Omschrijven Tekst herschrijven is snel en gemakkelijk met QuillBot. Herschrijf zinnen, alinea's en woorden gratis en zonder plagiaat met behulp van AI.
Uitleggen
uitleggen n: main clause subordinate clause; present tense past tense present tense past tense; 1st person. Als de Commissie de democratische legitimiteit zou respecteren zou zij toch op zijn minst het Parlement moeten uitleggen waarom zij geen rekening houdt met deze voorstellen. If it at least respected democratic legitimacy, it should be consulting Parliament on why it is not taking account of these proposals.Omschrijven
Editpad Online tekst herschrijven (parafraseren) werkt als een zin herformulering en verandert woorden door de meest relevante synoniemen. Je kunt gemakkelijk tekst herschrijven in je eigen woorden met Scribbr. Herschrijf zinnen en woorden gratis met AI en zonder plagiaat.Toelichten
biedt vier definities van het werkwoord toelichten, dat betekent uitleg geven over iets. Daarnaast toont het de synoniemen, voorbeelden en gerelateerde woorden van toelichten. Translation for 'toelichten' in the free Dutch-English dictionary and many other English translations.- Toelichten toelichten n: main clause subordinate clause; present tense past tense present tense past tense; 1st person.