Grillig gedrag betekenis
Grillig: Dit adjectief kan worden gebruikt om een persoon te beschrijven die impulsief en onvoorspelbaar is. Wreed: Dit adjectief kan worden gebruikt om iemand te beschrijven die ervan houdt pijn, schade en lijden aan anderen te veroorzaken. lig 1) als je grillen hebt Voorbeeld: 'Ze is meestal aardig, maar kan soms heel grillig zijn.' Synoniem: onberekenbaar 2) erg onregelmatig Voorbeeld: 'een grillig verloop van de handel op de beurs' Synoniemen: capricieus kronkelend nukkig onberekenba. Grillig gedrag betekenis Wat is grillig? Grillig is een term die wordt gebruikt om iets te beschrijven dat onregelmatig, onstabiel en veranderlijk is. Het kan verwijzen naar gedrag, patronen, of zelfs naar de natuur.
Onvoorspelbaar
onvoorspelbaar (comparative onvoorspelbaarder, superlative onvoorspelbaarst) unpredictable; Declension [edit] Declension of onvoorspelbaar; uninflected onvoorspelbaar. voor·spel·baar zo dat je niet kunt raden wat er gaat gebeuren Voorbeelden: 'Menselijk gedrag is zeer onvoorspelbaar.', 'De combinatie van paddo's met alcohol heeft onvoorspelbare effecten.' Antoniem: voorspelbaar Synoniemen: grillig nukkig. Onvoorspelbaar onvoorspelbaar - English translation of onvoorspelbaar from Dutch from the dutch-English Dictionary - Cambridge Dictionary.Wisselvallig
WISSELVALLIG - English translation of WISSELVALLIG from Dutch from the Dutch-English Dictionary - Cambridge Dictionary. biedt vijf verschillende definities van het bijvoeglijk naamwoord wisselvallig, dat betekent veranderlijk of onzeker. Ook toont het synoniemen, tegenstellingen en woorden die wisselvallig bevatten.- Wisselvallig This page was last edited on 18 September , at Definitions and other text are available under the Creative Commons Attribution-ShareAlike License; additional terms may apply.
Buiig
buiig (comparative buiiger, superlative buiigst) m. / f. sing. 1) •regenachtig, met buien. (2) met regen vb: we hadden geen mooi weer gisteren, het was buiig Synoniem: regenachtig (3) 1) Humeurig 2) Nevelachtig 3.Buiig buiig (Dutch) Pronunciation (NL) IPA: /ˈbœʏ̯.əχ/ Origin & history From bui + -ig Adjective buiig (comparative buiiger, superlative buiigst) rainy, showery.